FASE 2: BOUW

(18 min lezen)

De plattegrond is een blauwdruk voor de samenwerking

  1. Van tekentafel tot realisatie

    Bouwconcept

    De volgende stap in het ontwikkelproces betreft de bouw van het eerstelijnscentrum. Wat is een geschikte locatie? Kiest u voor nieuwbouw of voor een bestaand gebouw? En waar moet u dan op letten? Op deze pagina leest u welke overwegingen en aandachtspunten belangrijk zijn.

    1. De ligging van het eerstelijnscentrum

      Is er al een locatie in beeld voor het nieuwe eerstelijnscentrum? Demografische gegevens kunnen veel informatie opleveren over de behoefte aan een bepaald type zorg in de omgeving. Inventariseer daarom eerst de omgevingsfactoren van de locatie. Beantwoord hierbij onderstaande vragen.

      • Wat is de (loop)afstand voor de patiënten?
      • Zijn er voorzieningen in de buurt?
      • Wat is de toegangsroute naar het eerstelijnscentrum?
      • Hoe zit het met het aantal parkeerplaatsen?
      • Kan een ambulance dichtbij de entree komen?
      • Heeft het gebouw de gewenste uitstraling?

      Een centrale ligging op loopafstand is voor patiënten ideaal. Voorzieningen in de buurt, zoals een winkelcentrum, dragen bij aan de herkenbaarheid en leveren vaak een vorm van gratis reclame op.

    2. Winkelprijzen versus niet-commerciële grondprijzen

      Een pand in een winkelcentrum wordt vaak tegen winkelprijzen aangeboden en is daarmee per vierkante meter al snel zo’n 30% duurder dan een eerstelijnscentrum op een niet-commerciële bestemming. Daarmee is een zorgcentrum in een winkelcentrum al snel vanuit financieel oogpunt onrendabel. Door de relatief hoge afwerkingskosten vertaalt bijvoorbeeld een casco grondprijs van € 1100,- per m2 zich al snel in € 2.000,- per m2 aan uiteindelijke stichtingskosten. Uiteraard verschillen de uiteindelijke huur- en aankoopprijzen per m2 net als bij de woningmarkt sterk tussen regio’s binnen Nederland. Houd tot slot ook rekening met de mogelijkheden voor het terugvorderen van btw. Bij oudere gebouwen komt de btw soms te vervallen. Daarnaast kan bijvoorbeeld een apotheker vaak wel de btw terugvorderen, maar een huisarts niet. Een boekhouder kan hierover meer vertellen. Nadere uitleg vindt u ook onder Kosten.

    3. Groeigebieden versus krimpgebieden

      Naast demografische gegevens zijn demografische ontwikkelingen van belang bij de selectie van de regio voor het eerstelijnscentrum. Zowel groeigebieden als krimpgebieden hebben voor- en nadelen.

      In krimpgebieden of kleine kernen zijn meer panden tegen een aantrekkelijke prijs beschikbaar. De gemeenschapszin is er groot, waardoor men eerder voorzieningen treft om zorg te behouden. Vaak worden opties voor andere bestemmingen opengehouden. Bovendien staat in veel kleine kernen een soort dorpshuis met meerdere functies. Naast een zorgverlener zit er bijvoorbeeld een winkel met geldautomaat, een bibliotheek en een vereniging.

      In groeigebieden komt een dergelijke concentratie van activiteiten in een gebouw niet snel voor. Daarentegen is in groeigebieden de toekomstbestendigheid van een eerstelijnscentrum (in de volume patiënten) beter gewaarborgd. Hiermee is de basis voor financiering steviger. Komt het eerstelijnscentrum in een nieuwbouwwijk die nog in ontwikkeling is? Dan hebt u soms recht op een vergoeding, zolang de wijk nog niet helemaal klaar is. Informeer naar de mogelijkheden bij de desbetreffende gemeente of zorgverzekeraar.

    4. Aandachtspunten bij bestaande gebouwen

      De zoektocht naar een geschikte locatie start vaak bij bestaande locaties. Let er dan vooral op dat er niet teveel bouwkundige beperkingen zijn voor een geslaagde verbouwing. Zo kunnen draagmuren een handige indeling in de weg staan. Ook de voormalige functie van het gebouw speelt een rol. Een zwaar gebouwde kluis in een oud bankgebouw kan bijvoorbeeld een obstakel vormen bij de herinrichting. Een oordeel over de bruikbaarheid of de extra kosten om een gebouw bruikbaar te maken, is uiteraard noodzakelijk vóór het aangaan van ook maar de geringste verplichtingen.

    5. Mogelijkheid tot uitbreiding

      Een ander belangrijk aandachtspunt is de mogelijkheid tot uitbreiding. In de praktijk blijkt vaak dat een eerstelijnscentrum (soms al bij oplevering) te klein is. Bijvoorbeeld als meerdere disciplines zich willen vestigen of als er taakuitbreiding plaatsvindt. Koop bij nieuwbouw eventueel een groter stuk grond, zodat uitbreiding mogelijk is. Of maak de constructie van de eerste verdiepingen zwaarder, zodat er later een extra verdieping gebouwd kan worden. Neem mogelijkheden tot uitbreiding ook op in het Programma van Eisen.

    6. Programma van Eisen (PvE)

      Het Programma van Eisen is de leidraad bij het maken van het ontwerp voor een eerstelijnscentrum.

      In het document staat wat de functie van het gebouw is en welke kwaliteitsindicatoren daaraan gekoppeld zijn. Ook andere zaken komen aan bod, zoals uitstraling, gebruik van gemeenschappelijke ruimte, daglicht, privacy, toegankelijkheid, voldoen aan arbowetgeving en duurzaamheid. Daarnaast wordt in het Programma van Eisen vastgelegd in hoeverre het gebouw kan inspelen op wijzigingen in het aantal of de samenstelling van zorgactiviteiten en disciplines. Bijvoorbeeld met een flexibel wandsysteem of universele behandelkamers binnen het eerstelijnscentrum.

      Met het Programma van Eisen wordt de kwaliteit van het bouwobject geborgd. Zijn er tijdens of na de bouw twijfels over de kwaliteit? Dan wordt het document geraadpleegd. Zo staat er bijvoorbeeld in omschreven wat de geluidseisen zijn per bestemmingsruimte, in termen van decibel. Voor een spreekruimte gelden strengere eisen dan voor een wachtruimte. Lijkt een spreekkamer te gehorig? Dan wordt het aantal decibel gemeten. De toets of dit in overeenstemming is met het Programma van Eisen bepaalt wie de herstelkosten betaalt.

      De architect en de aannemer moeten ervoor zorgen dat aan het Programma van Eisen wordt voldaan. De opdrachtgever is echter verantwoordelijk voor het opstellen van het document. Het belang van een goed en uitgebreid Programma van Eisen is dan ook groot. Laat het document daarom altijd maken of controleren door een deskundige.

    7. Duurzaamheid

      Gebouwen zijn de grootste milieuvervuilers van het land. Ze stoten meer CO2 uit dan het verkeer of de industrie, zo blijkt uit cijfers van Energieonderzoek Centrum Nederland. Om de energiedoelstellingen in 2020 te halen, stelt de overheid steeds strengere eisen aan het energielabel van openbare gebouwen.

      Maar er zijn meer redenen om uitgebreid stil te staan bij alle keuzes in het bouwconcept die raken aan duurzaamheid. Zo speelt duurzaamheid een rol bij de waardeontwikkeling van het gebouw en de kosten van exploitatie. Daarnaast bestaan er subsidies voor bepaalde duurzame oplossingen, die de terugverdientijd op duurzame oplossingen verkorten. Die terugverdientijd (dus het moment vanaf wanneer een duurzame oplossing in financieel opzicht loont) is erg belangrijk voor de financiers. Beleggers met een kortere horizon (zoals projectontwikkelaars) zullen om die reden minder snel geneigd zijn te kiezen voor duurzame oplossingen dan lange termijn (institutionele) beleggers.

      Er zijn diverse mogelijkheden om het duurzame karakter van een eerstelijnscentrum te verbeteren. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van zonnepanelen, slimme thermostaten, daglicht, optimale isolatie en hernieuwbare bouwmaterialen. Het is raadzaam een integraal advies in te winnen op het gebied van installaties en duurzaamheid. Overigens is het niet zo dat meer isolatie in gebouwen ook altijd duurzamer is. Hoe hoger de isolatie, des te groter de kans dat het gebouw niet meer afkoelt. Er is dan juist extra energie nodig is voor de airconditioning. Hierdoor gebruiken sommige gebouwen in de zomer meer energie dan in de winter.

      Een eerstelijnscentrum heeft een openbaar en maatschappelijk karakter. De trend is dat voldoende aandacht voor duurzaamheid in het gebouw dan ook bijna als vanzelfsprekend wordt ervaren. Leg keuzes voor duurzame oplossingen hoe dan ook altijd vast in het Programma van Eisen.

    8. Afstemmen met belanghebbenden

      Niemand zit te wachten op vertraging en verrassingen tijdens het bouwproces. Stem het bouwconcept daarom op tijd af met alle belanghebbenden. Breng eerst in kaart wie dit zijn, zoals personeel, patiënten, omwonenden, gemeente en andere zorgverleners in de regio. Een belangrijke vervolgstap is draagvlak creëren. Zoek als initiatiefnemer contact met belanghebbenden, luister naar hun zorgen en onderzoek hoe die weggenomen kunnen worden. Als er aanleiding toe is, kan het bouwplan in deze fase nog aangepast worden.

    9. Betrek personeel bij ontwerp

      Het personeel heeft veel kennis over het dagelijkse reilen en zeilen in het eerstelijnscentrum. Zo kunnen assistenten waardevolle input leveren. Betrek ze dan ook in een vroeg stadium bij de (ver)bouwplannen. Bijvoorbeeld bij het formuleren van eisen omtrent de ligging van de balie ten opzichte van andere ruimtes. Of bij de keuze tussen één algemene balie voor alle disciplines of toch meerdere balies voor individuele disciplines. Wat zien zij als de beste oplossing?

    10. Zoek contact met omwonenden

      Bewoners in de buurt kunnen zorgen hebben over overlast. Bijvoorbeeld door de bouwactiviteiten zelf, het veranderende uitzicht, inkijk vanuit het eerstelijnscentrum, verkeershinder en parkeerdruk. Een informatiebijeenkomst voor omwonenden kan deze zorgen wegnemen. Het is van belang om tijdens zo’n bijeenkomst zowel de negatieve als ook de positieve consequenties voor de omwonenden te bespreken. Zo kan de parkeerdruk meevallen, omdat veel bewoners zelf patiënt worden bij het eerstelijnscentrum en vaak met de fiets komen. En kan zo’n centrum voor de ook voordelen bieden vanwege de zorg en mogelijk werkgelegenheid die het aan omwonenden kan bieden.

    11. Houd rekening met andere zorgverleners in de regio

      Is er al voldoende zorgaanbod op een bepaalde locatie? Dan is het onverstandig om voor deze locatie te kiezen. Het risico bestaat dat een zorgverzekeraar en een bank niet met een extra zorgverlener op deze plek in zee willen gaan. Daarnaast kunnen reeds gevestigde zorgverleners de komst van een nieuw eerstelijnscentrum als een ongewenste toename van concurrentie ervaren.

      Bestaande zorgverleners verspreid binnen de regio hergroeperen zich soms in één gebouw in de wijk. Financiers, zorgverzekeraars en andere zorgverleners hebben hier meestal geen bezwaar tegen. De samenwerking kan echter wel bij de mededingingsautoriteiten tot zorgen leiden over kartelvorming. De ACM publiceerde de Richtsnoeren voor de zorgsector met praktijkvoorbeelden om de vrije concurrentie tussen zorgverleners te waarborgen, vooral op het gebied van prijs en dienstverlening. Later formuleerde de ACM uitgangspunten die juist wat meer ruimte geven voor samenwerking. Voorwaarde is wel dat de patiënt hiervan geen hinder mag ondervinden.

    12. Toegankelijkheid voor iedereen

      Het eerstelijnscentrum moet bereikbaar zijn voor iedereen. Groot en klein, jong en oud, dik en dun, met en zonder beperking, geletterden en minder geletterden. Toegankelijkheidsrichtlijnen stellen eisen aan onder meer verlichting, hoogteverschillen, liften, gangen, zitplaatsen, voetpaden, toiletten, tafels en deuren. Bij ontwerpen en bouwen zijn mensen met verschillende eigenschappen grensbepalend. Zo moet een deurpost hoog genoeg zijn voor lange mensen, maar ook breed genoeg voor mensen in een scootmobiel.

      Patiënten die met de auto komen, rekenen op een (invalide)parkeerplaats. Voor de meeste gemeenten geldt een parkeernorm voor eerstelijnszorg van een tot twee parkeerplekken per spreekkamer. Bij een apotheek geldt een hogere norm van twee tot drie parkeerplekken per 100 m2 vloeroppervlakte (bruto). De aanleg van nieuwe parkeerplaatsen is vaak een forse investering, die doorslaggevend kan zijn voor de financiële haalbaarheid van de bouw van een eerstelijnscentrum.

      Welke zaken zijn nog meer van belang voor patiënten? In elk geval de bewegwijzering en de bereikbaarheid met het openbaar vervoer, zoals een bushalte dichtbij. Voor minder valide patiënten in een rolstoel is toegankelijkheid extra belangrijk. Denk aan een laag gedeelte van de balie voor de ontvangst, een ruime lift, een invalidentoilet en het weglaten van drempels. Toegankelijkheid is dan ook onderdeel van het Programma van Eisen. Het Handboek voor toegankelijkheid van Maarten van Wijk kan hierbij een handig naslagwerk zijn. Het belicht alle aspecten rondom de toegankelijkheid van gebouwen en wordt vaak als referentie aangehaald voor toegankelijkheidsrichtlijnen.

    13. De plattegrond als blauwdruk

      Alle hierboven beschreven overwegingen en voorbereidingen vinden hun weerslag in de plattegrond van het eerstelijnscentrum. Als het goed is, geldt hetzelfde voor de mate van samenwerking met andere zorgverleners. De eerste gouden regel van de Bouwadviesgroep LHV luidt zelfs: De plattegrond is een weerspiegeling van de organisatie. Een beschrijving van de organisatievorm vormt dan meestal ook het startpunt bij het opstellen van het Programma van Eisen.

      Willen zorgverleners zoveel mogelijk zelfstandig werken en dus alleen het gebouw delen met elkaar?
      Dan leidt dit tot een ‘zorgverzamelgebouw’ met meerdere disciplines. Het ligt dan niet voor de hand om gezamenlijke ruimtes te plannen in het bouwconcept. Meestal krijgt elke zorgverlener een eigen wachtruimte en balie. Naarmate de samenwerking intensiever wordt, kan er wel behoefte ontstaan aan een gezamenlijke ruimte. Het is verstandig om al in een vroeg stadium afspraken te maken. Om die reden is de verwachte samenwerking in het gebouw onderdeel van het Programma van Eisen.

    14. Regeren is vooruitzien

      Een nieuw eerstelijnszorgcentrum moet toch minimaal tien jaar functioneel zijn. Kijk dus goed welke ontwikkelingen van invloed kunnen zijn op de eisen aan het eerstelijnscentrum. Hieronder ziet u de belangrijkste trends bij verschillende type zorgverleners.

    15. Huisartsen

      Met de komst van de praktijkondersteuners (Somatiek en GGZ) wordt zorg voor chronisch zieken verplaatst van het ziekenhuis naar de eerste lijn. Hierdoor groeit de behoefte aan meerdere spreek- en behandelkamers.

    16. Fysiotherapeuten

      Het aantal apparaten dat bij de behandeling wordt gebruikt, neemt naar verwachting verder toe. De constructie van de wanden en/of de zwevende vloer moet hierop berekend zijn. De benodigde ruimte kan gecreëerd worden door een ‘behandelhoek’ in de oefenruimte.

    17. Apotheken

      De voorlichting aan patiënten bij de afname van medicijnen wordt steeds belangrijker. Hierdoor neemt de behoefte toe aan een spreekkamer in de buurt van de balie. Daarnaast maken apotheken steeds vaker gebruik van een robot. Een apotheekrobot heeft implicaties voor bijvoorbeeld het draagvermogen van de vloer.

    18. Kies een goede adviseur

      Het opzetten van een eerstelijnscentrum is een vak apart. Maak daarom als het even kan gebruik van adviseurs. Een goede adviseur verdient zichzelf zeker terug. Gezien het hoge aantal adviseurs dat op dit terrein actief is, zou ieder overzicht onvolledig zijn en tot terechte bezwaren van ontbrekende adviseurs leiden. Wel geven we u de volgende handvatten bij het selecteren van een adviseur:

      • Heeft de adviseur ervaring met het opzetten van een eerstelijnscentrum?
      • Welke informatie is er te vinden over de desbetreffende adviseur, bijvoorbeeld op internet?
      • Welke recente referenties kan de adviseur aanleveren en kloppen die ook?
      • Klikt het tijdens de eerste kennismaking en begrijpt de adviseur u goed?
      • Ontvangt u van de adviseur een heldere offerte?
    19. Meer informatie

      Voor meer informatie, zie het Handboek Bouw en Gezondheidscentra van de LHV. Hierin worden de hierboven beschreven bouwkundige aspecten zeer gedetailleerd toegelicht.